Op jonge leeftijd was ik altijd al dat vervelende jongetje wat overal vragen over moest stellen en alles wilde begrijpen en doorgronden. Als pap en mam het antwoord niet hadden, vroeg ik het mijn grote broer, hij wist het antwoord vast! Op de middelbare school werd dit alleen maar erger. De puberteit maakte me nog bijdehand ook. Woorden waren mijn wapen, om mee te sparren, mijn gelijk te halen of mijn zin te krijgen, tot grote frustratie van docenten. Docenten hadden de luxe dat ze me straf konden geven of me de les uit konden zetten, leeftijdsgenoten verkochten me gewoon een klap, want ik was niet sterk, ik had vooral een grote mond.
Na een bijzonder indrukwekkende gebeurtenis waarbij ik mijn moeder goed verdrietig gepraat had, realiseerde ik me dat ik vooral veel vervelende dingen aanrichtte met mijn ó zo indrukwekkende wapen, waar ik zo trots op was. In dat moment had ik een soort Batman realisatie, waarbij ik besloot om mijn woorden in te zetten om andere mensen te helpen, in plaats van ze verdrietig te maken.
Zoals iedereen die zichzelf bestempelt als een “Mensen-mens” besloot ik HR te gaan studeren. No offense naar de mensen-mensen die HR gestudeerd hebben hoor, ik begrijp jullie helemaal! Tijdens de opleiding ontdekte ik een passie voor het menselijk brein, gesprektechnieken, emoties, groepsdynamiek en andere heerlijke thema’s. Ineens had ik een plek waar ik mijn woorden kon inzetten om iets productiefs en behulpzaams te doen. Eenmaal klaar met de studie wist ik het helemaal: ik moest COACH worden! Helaas moest ik nog ontdekken dat dat het meest vage en nietszeggende beroep is wat er bestaat (vooral tegenwoordig) – wederom sorry voor alle coaches, ik begrijp jullie helemaal. Bovendien zien de meeste werkgevers “een leven lang moeilijke vragen stellen en je uit een héleboel nablijven lullen” niet als relevante werkervaring. Daar ga ik de discussie nog altijd graag over aan, maar dat durfde ik toen nog niet zo goed, ik ging immers net de grote boze mensenwereld betreden.
Ik stippelde voor mezelf een (globaal) plan uit van waar ik wilde komen en ging in gesprek met mensen die me inspireerde of die op een plek zaten waar ik zelf wilde komen. Na twintig mensen de vraag “Hoe kan ik jouw baan krijgen?” gesteld te hebben begon wat te dagen. Die zogenoemde “Werkervaring” was toch wel heel belangrijk.
Ik werkte een tijdje als recruiter, hoewel ik hier veel leerde, beviel me dit uiteindelijk niet. Mijn kracht was inmiddels geworden om verbinding te maken met mensen, door o.a. te onderzoeken waar onze gelijkenissen zaten. Soms was de enige gelijkenis dat we beide mens waren. Ook een mooie, kwetsbare plek om samen te belanden. De verhouding die je als selecteur en kandidaat hebt, was te afstandelijk voor me. Bovendien vond ik het niet prettig om verantwoordelijk te zijn voor het wél of niet verkrijgen van de droombaan van een ander.
Na een periode van werkloosheid, veel reflectie en heel eerlijk: hopen dat ik de loterij zou winnen, “want dit hele werken was volgens mij niet voor mij weggelegd” en het werken in een baan waar ik niet op mijn plek was voor ongeveer twee jaar, was ik onzeker geworden over de toekomst en over mijn eigen kunnen. Toen kreeg ik de prachtige kans om als Trainee in het Loopbaancentrum van het UWV te starten. Ik ontmoette collega’s met opvattingen waar ik me helemaal in kon vinden. Ontwikkeling stond centraal. Boeiende filosofische gesprekken over wat het is om mens te zijn en wat je gaat doen met de tijd die hier op aarde hebt (ja, dat is een verstopte Gandalf quote) waren de gebruikelijke dagelijkse kost.
Mijn volgende hoofdstuk was begonnen en ik kon weer lekker aan de slag met mijn woorden, dit keer met een klein team van eveneens “woord-mensen”. Heerlijk! Helaas was er geen formatieruimte bij het LBC (bij het UWV wordt alles afgekort, hier staat “Loopbaancentrum”, voor de niet UWV-ers), aan het einde van mijn Traineeship, dus zocht ik een andere uitlaatklep. Inmiddels had ik ook ontdekt hoe leuk ik het vond om met groepen te werken. Ineens ben je met 10-20 mensen! En iedereen gebruikt woorden; zowel woord-mensen als niet-woord-mensen; dat beïnvloed elkaar; gaat alle kanten op; is chaotisch; maar ook mooi; ZOVEEL PRIKKELS! Ok, even adem halen…
Het was coronatijd en ik constateerde dat de gemiddelde digivaardigheid (ik kan het woord inmiddels niet meer horen), bij het UWV suboptimaal was. Met dat idee kwam ik uit bij Sociaal Medische Zaken. Daar mocht ik trainingen gaan geven in digitale vaardigheden (lees; computerles). Een functie die eigenlijk niet bestond bij het UWV, maar de fijne mensen van het UWV zagen noodzaak en ik kon een oplossing bieden. Prima, dacht ik! ICT is een hobby en werken met groepen vond ik te gek! Er waren vrijwel geen kaders, alles moest nog bedacht worden en er was veel onzekerheid. Super! Mijn chaotische woord-energie kon weer even gekanaliseerd worden. Hoe langer ik dit echter deed, hoe meer ik die computerlessen wilde loslaten en hoe meer ik me bezig ging houden met teams, cultuur, en stiekem ook weer wat loopbaanbegeleiding, wat absoluut niet altijd gewaardeerd werd (terecht overigens, toch weer een beetje die eigenwijze puber). Duidelijk. Mijn verleden begon weer een beetje te trekken. Tijd voor een nieuwe stap, dacht ik.
Mijn tijd bij het UWV, de ruimte die ik kreeg en de prachtige mensen die ik daar heb leren kennen zal ik nooit vergeten. Het was echt een fantastische tijd, met veel mooie herinneringen en wijze lessen. Toch voelde ik dat ik door moest. Maar laat dat alles (en die mooie arbeidsvoorwaarden), maar eens achter. Zo’n beetje iedereen verklaarde me voor gek, met uitzondering van mijn vriendin en meest hechte vrienden, die vonden dat ik lekker moest doen wat goed voelde (thanks guys <3).
Daar sta je dan weer. Je carrière is eigenlijk net pas begonnen, maar voor de 4e keer stel je jezelf de vraag: Wat nu? (stiekem was dit niet de 4e keer, maar al de 50e keer). Ik voelde me weer zelfverzekerd, zat lekker in mijn vel en had veel mogen leren. Toch dat COACHEN maar weer eens een kans geven? Door mijn tijd bij het UWV kreeg ik van alles mee over de cliënten die in de zogeheten re-integratie terechtkwamen en dit sprak me aan. Als recruiter en loopbaanbegeleider had ik veel mogen leren over het “naar-werk” stuk, terwijl een algemene passie voor de psyche van de mens en een vriendenkring waar zo’n beetje iedereen in de GGZ werkte me inspireerde om me in het “ziekte” stuk te verdiepen, dat vaak hand in hand gaat met re-integratie.
Na een oriëntatie periode mocht ik starten als re-integratiebegeleider bij een bureau in Heerlen. TOP! Perfecte kans om me in een nieuw gebied te ontwikkelen en nog meer “woord-mens met moeilijke vragen te worden”. Kort daarvoor had ik echter mijn huidige collega Gwen van viaWMO leren kennen en merkte we vrijwel meteen dat we elkaar wel behoorlijk zagen zitten. Kort na mijn overstap raakte Gwen en ik weer in contact en kwamen we erachter dat we wel graag wilde samenwerken. Met veel moeilijke gedachten en schuldgevoelens hakte ik de knoop door om tóch (na een beschamend korte tijd bij het eerder genoemde bureau en fantastische collega’s die daar werken), bij viaWMO te gaan werken (ik vind het nog steeds een vervelede actie). Tenminste, ik stapte wel over naar viaWMO, maar ik stapte vooral over naar Gwen, Nadia, Jenny en Marco. Zo voelde het voor mij en zo voelt het nog steeds. Het volgen van mijn hart is een terugkerend thema in mijn verhaal (wederom veel liefde voor de mensen die me hier altijd in gesteund hebben, ik hou van jullie).
Nu reflecteer ik terug op dit hele verhaal en denk ik: Potdomme, ben ik tóch COACH mogen worden en mag ik de hele dag moeilijke vragen stellen aan zowel mijn vrienden als aan mijn collega’s, als aan mijn cliënten, zodat ze op een mooiere plek kunnen komen. 16-jarige Sander zou trots op me zijn (en 30-jarige Sander is dat stiekem ook).
Oh, en nog een heel stuk over dat ik vorig jaar zelfstandig ondernemer ben geworden, maar dit verhaal is al lang zat, als je daar meer over wilt weten, bel je me maar ofzo. Bedankt voor het lezen, hopelijk vind je er herkenning in.
Sander Crijns
08/08/2024